dinsdag 8 januari 2013

Aquino bewijst dat atheïsten dichter bij God staan dan ze denken

Door Mark Brumley

Toen enige tijd geleden het rumoer van de nieuwe atheïsten opkwam, schreef de filosoof Brain Davies een column die, waarschijnlijk van de Times waarin het artikel verschenen is, als ondertitel gekregen had: ‘Aquino bewijst dat atheïsten dichter bij God staan dan ze denken’. Davies stuk was geen oefening in wollig denken, een berekenende tactiek om het net van de inclusiviteit zo groot mogelijk te maken, door te proberen om het scherpe verschil tussen het bevestigen van Gods bestaan en het ontkennen ervan af te zwakken. Zijn punt is dat hij zich afvraagt van welke God onze atheïstische vrienden het bestaan ontkennen en vraagt zich af of dit de God is die iemand als Thomas van Aquino aanvaart.

We kunnen ons dezelfde vraag stellen. Atheïsten denken soms dat God een wezen is dat bestaat naast andere wezens in het universum. In deze visie wordt God misschien gezien als het grootste en beste wezen in het universum, maar Hij is nog steeds een wezen, net als wij, en interessant aspect van alles wat bestaat.

Een wezen buiten alle andere

Als dat is wat je met God bedoeld, zo redeneert Davies, dan zou Thomas het met je eens zijn dat zo’n God niet bestaat. God, zo citeert Davies Thomas, “moet gezien worden als bestaande buiten de kring van het bestaan, als de oorzaak van waaruit alles ontstaat dat bestaat in al haar vormen.” Met andere woorden, er is niet een soort wezen dat God heet en dat bestaat als een ding naast alle andere dingen, zoals een blikje of de planeet Jupiter.

Een complicerende factor is het woord ‘bestaat’. We denken dat we perfect weten wat dat woord betekent, omdat we alles wat om ons heen is met dit woord kunnen beschrijven. Het papier van dit artikel bestaat, het dak boven uw hoofd en de wolken in de lucht. Zoals u ook zelf bestaat. Het lijkt zoiets voor de hand liggends. En dat is het in een bepaalde zin ook, wanneer we het hebben over alledaagse dingen. Maar het wordt gecompliceerd – voor ons beperkte wezens – wanneer we dat kleine woordje ‘bestaat’ nemen en toepassen op God.

Het lijkt misschien voor de hand liggend om te zeggen dat een christen of een theïst  iemand is die zegt dat ‘God bestaat’, en de atheïst  iemand is die zegt dat ‘God niet bestaat’. Edoch, de traditionele christen wil meer zeggen over God. Dingen die het gebruik van het woord ‘bestaat’ beïnvloeden, wanneer het toegepast wordt op God. Op dit punt komt Thomas ter sprake. Wanneer hij zegt dat ‘God bestaat’, bedoeld hij niet exact hetzelfde als wanneer hij zegt dat ‘Rome bestaat’, of ‘Jupiter bestaat’ of zelfs ‘ik besta’.

Er zijn, volgens Thomas, dingen die hun bestaan krijgen, die in hun bestaan afhankelijk zijn. Ik besta omdat mijn ouders bestaan; ik krijg mijn bestaan van hen. Dat een berg bestaat, is omdat de aarde bestaat en er bepaalde geologische krachten bestaan die de bergen hebben gevormd. Enzovoorts.

Niet alles kan volgens Thomas ontvanger van het bestaan zijn. Iets (of Iemand) moet in zichzelf bestaan, niet vanwege iets anders. Anders zou er geen bestaan zijn wat we kunnen doorgeven aan de diverse ontvangers van het bestaan die we in onze wereld tegenkomen. Dat Iets (of Iemand) die bestaat in zichzelf en die dus volledig onafhankelijk is is God. Thomas zegt dat Hij eenvoudigweg is, met de grootst mogelijke inhoud die het woordje ‘is’ kan bevatten. Dat is de reden dat God het ‘Opperwezen’ genoemd wordt. Andere wezens zijn voor hun bestaan afhankelijk van anderen. God niet.

Hiermee heb ik een van Thomas’ argumenten voor het bestaan van God weergegeven. Wat je er ook van vindt, mijn punt is dat ik duidelijk wil maken over wat voor soort bestaan Thomas het heeft wanneer hij zegt dat God bestaat, het gaat me nu niet om het godsbewijs op zichzelf. Het bestaan van God is zonder oorzaak en onafhankelijk. Dat is de reden dat Thomas zegt dat God bestaat buiten de kring van het bestaan. Dat betekent echter niet dat het juist is om te zeggen dat God niet bestaat. Natuurlijk, wanneer we spreken over wezens die hun bestaan danken aan anderen en die afhankelijk zijn, dan is het juist om te zeggen dat God buiten de kring van het bestaan staat. God is in de visie van Thomas, de reden dat er iets is, in plaats van niets. Ja, er is een goede reden om te spreken over het bestaan God, maar Thomas zou hier snel aan toevoegen dat Gods bestaan radicaal anders is dan het bestaan van alle andere dingen.

Eén God die echt bestaat

Davies zegt dat we naar diezelfde waarheid kunnen kijken, maar dan vanuit een andere invalshoek. Wanneer we het woord bestaan gebruiken voor de manier waarop God bestaat, dan kan van alles dat niet ‘God’ is gezegd worden dat het alleen op een relatieve manier bestaat. De atheïst zit er, in dit scenario, zo ver naast als het maar zijn kan. Want hij zegt dat God niet bestaat, maar in de meest volle zin van de betekenis is het  alleen God die bestaat. Van andere wezens kan gezegd worden dat ze hebben bestaan – ze hebben hun bestaan niet van zichzelf. Alleen God bestaat geheel en al, God is bestaan; dat is, God bestaat vanuit zijn eigen natuur. Alleen God is voor zijn bestaan niet afhankelijk van iets of iemand anders. Hij is gewoon.

Wanneer we dus over God willen spreken met gebruikmaking van het woord ‘bestaan’ zoals we dat bij alle andere zaken doen, de dagelijkse dingen om ons heen, dan kunnen we zeggen: ‘God bestaat niet’. Dat is, Hij bestaat niet op een afhankelijke manier, zijn bestaan van iets anders ontvangend, zoals dat bij andere zaken het geval is. Wanneer we het over Gods bestaan hebben – onafhankelijk, zonder oorzaak een niet gekregen bestaan – dan moeten we zeggen dat niets bestaat, behalve God zelf, omdat al het andere veroorzaakt is, in haar bestaan afhankelijk en dit bestaan gekregen heeft.

De atheïst heeft een punt wanneer hij zegt: ‘God bestaat niet’, wanneer hij met ‘bestaan’ bedoeld dat God bestaat, zoals alle dingen bestaan. Die God bestaat niet. Maar de atheïst zit er faliekant naast wanneer hij daarmee bedoeld dat God op geen enkele wijze zou bestaan. Het is het bestaan van de atheïst zelf (en ieder ander mens) dat in twijfel getrokken wordt wanneer we het woord op die goddelijke en diepe manier gebruiken.

Mark Brumley is directeur van ‘Ignatius Press’, een van Amerika’s grootste Katholieke uitgevers en distributeur van video’s en muziek. Hij is voormalig staflid van ‘Catholic Answers’ en hij is auteur van ‘How Not to Share our Faith’, en co-auteur van ‘A Study Guide for Jesus of Nazareth: Holy Week...’