God heeft alles goed, ja zelfs volmaakt geschapen en de mens is goed
geschapen met het vermogen goed te doen en God lief te hebben. De mens heeft in
het paradijs willens en wetens het gebod van God overtreden en tegen God
gekozen. De straf hierop was de eeuwige dood. Dat wist de mens ook, het was dus
volmaakt rechtvaardig geweest wanneer niemand gered zou zijn. Maar God heeft in
Zijn liefde en genade Zijn eniggeboren Zoon gestuurd om de wereld te redden, maar
die Zoon hebben de mensen aan het kruis geslagen en gedood, terwijl Hij geen
enkele zonde gedaan had. God heeft dus oneindig veel meer gedaan voor ons dan
we ooit hadden kunnen of mogen verwachten. Wanneer wij dan die genade van zijn geliefde
Zoon afwijzen verdienen we de hel en het oordeel.
God geeft iedereen op aarde genoeg genade om in Hem te geloven en gered
te worden, als we niet gered worden dan ligt dat aan het feit dat we die genade
van God afgewezen hebben, dat we God zelf hebben afgewezen. Mensen kiezen zelf
vrijwillig voor de hel, ze willen niet bij God zijn en de gedachte om bij Hem
te zijn vervuld hen met afschuw. Zo gezien is het zelfs genadig dat ze niet bij
God ‘hoeven’ zijn, Hij wil de mensen niet dwingen om bij Hem te zijn. En niet
iedereen wordt in dezelfde mate gestraft. God is perfect rechtvaardig en straft
iedereen in die mate die hij/zij verdient en niet iedereen in de hemel wordt evenveel
beloond.
De reden dat die straf eeuwig duurt is dat een belediging van de oneindige
majesteit van God een oneindige straf verdient. Gods majesteit is oneindig, groter
dan onze voorstelling reikt. En omdat die majesteit oneindig is is de straf ook
oneindig, duurt die eeuwig.
Voor een mens is alleen de staat waarin hij zich nú bevindt relevant.
Wanneer ik bijvoorbeeld 10 jaar lang een goede verwarming in huis had, maar
deze winter niet, dan is het geen troost dat ik vroeger wél verwarming had, het
enige dat er toe doet is dat ik het nú stervenskoud heb. Voor iemand die nu
steenrijk is is het niet relevant dat hij vroeger arm was, daar denkt hij niet
meer aan, hij denkt alleen aan zijn rijkdom nu. Zo is een tijdelijke straf in
de hel ook niet een echte straf, omdat de uiteindelijke staat, de staat van
geluk in de hemel, het enige is dat telt. God straft daarom in de hel voor
eeuwig, niet tijdelijk.
Het zou onrechtvaardig zijn wanneer God relatief kort straft ten
opzichte van de eeuwige beloning die daarop volgt. Zelfs een straf van 1.000
jaar in de hel weegt toch in geen enkel opzicht op tegen een eeuwigheid in de
hemel. Stel ik heb twee kinderen en we gaan die dag naar de Efteling. Vlak voor
we weggaan prikt mijn zoontje met zijn vinger bewust en heel hard in het oog
van zijn zusje. Stel dat ik dan zou zeggen: ‘nu moet je 5 seconden voor straf op
de gang staan en daarna mag je samen met je zusje samen de hele dag naar de
Efteling, daar gaan we lekker frietjes eten.” Dan zou die straf van 5 seconden
toch niet rechtvaardig zijn ten opzichte van een beloning van een hele dag in
de Efteling samen met zijn zusje die hij zo’n pijn gedaan heeft.
God straft niet eeuwig voor een tijdelijk zonde. Mensen die in de hel
zijn blijven in hun staat van rebellie en opstand tegen God, ze willen niet
gered worden. De mensen in de hel kunnen nog steeds zondigen en doen dat ook
continue, ze vloeken God en maken hun zonde steeds erger. De mensen zelf maken
de hel dus eeuwig. Het wordt wel zo uitgedrukt: “de deur van de hel zit van
binnenuit op slot.”
In het leven na de dood is de eeuwigheid, er is geen tijd meer. Mensen
kunnen dan ook niet meer een bepaalde tijd gestraft worden, omdat er geen tijd
meer is. Er is alleen maar eeuwigheid.
Daarom is het zo essentieel dat we nu en in dit leven ons bekeren, er
is geen tweede kans en we weten niet wanneer onze dood zal zijn of wanneer
Onze-Lieve-Heer terug zal komen om te oordelen.