1e Mythe: Homoseksualiteit
is volledig normaal
De Rooms Katholieke Kerk leert dat homoseksuele handelingen
tegennatuurlijk zijn: “Steunend op de
heilige Schrift, die deze betrekkingen voorstelt als een ernstige ontaarding,
heeft de Overlevering steeds verklaard dat ‘homoseksuele daden intrinsiek
ongeordend zijn’. Ze zijn in strijd met de natuurwet.”[1].
Maar niet alleen de Kerk zegt dat homoseksualiteit niet normaal is.
Tot 1973 was homoseksualiteit een van de diagnoses in het Diagnostic
and Statistical Manual (DSM). Dat het nu niet meer in deze lijst staat als een psychische
stoornis heeft niet te maken met wetenschappelijke feiten, maar met druk vanuit
homo-activisten en de media. De beslissing werd door een stemming genomen, alsof
je kunt stemmen over de vraag of iets een psychische stoornis is of niet. Over
de feiten kun je niet stemmen, de werkelijkheid verandert niet door erover te
stemmen.
Homoseksualiteit komt ook niet veel voor, in dat opzicht is het niet
‘gewoon’. Weliswaar doen nog steeds getallen de ronde als zou 10% van de
bevolking homoseksueel zijn, maar volgens een van de grootste wetenschappelijke
studies, in lijn met vele andere studies, is minder dan 2% van de mannen homo-
of biseksueel en minder dan 1,5% van de vrouwen. Wanneer je kijkt naar mensen
die aleen homoseksueel, aangetrokken tot eigen geslacht, zijn is het zelfs duidelijk
minder dan 1% (Office of National Statistics (2010).
Maar ook homo’s zelf zeggen het. Joop Braakhekke vindt homoseksualiteit
tegennatuurlijk: "Normaal is mannetje, vrouwtje en dan samen kindertjes
krijgen" "Mijn ouders
accepteerden me zoals ik was. Al vond mijn vader, een echt natuurmens, dat
homoseksualiteit wel 'tegennatuurlijk' was. Dat is het ook, zelfs in mijn
ogen."[2]. De
modeontwerpers van het wereldberoemde kledingmerk Dolce & Gabbana zeggen
dat het gezin "geen modegril" is. "Daarin (in het gezin - HB) is
er een bovennatuurlijk gevoel van verbondenheid", aldus Gabbana. "Het
enige gezin is de traditionele. Geen chemische nakomelingen en verhuurde
baarmoeders: het leven heeft een natuurlijk verloop; er zijn dingen die niet
moeten worden veranderd."[3]
Laten we ook kijken wat een aantal bekende homo’s zelf zeggen. Gordon valt
eigenlijk niet op homo's, de Topper overweegt dan ook weer een relatie aan te
knopen met een vrouw. "Ik vind vrouwen sowieso liever, zorgzamer en
begripvoller." "Die keiharde homowereld, daar moet ik niks van
hebben"[4].
2e Mythe: Homoseksualiteit
is aangeboren
Een van de verklaringen die wordt gegeven voor het aangeboren zijn van
homoseksualiteit is dat het veroorzaakt zou worden door veranderingen in de
hormoonspiegel tijdens de zwangerschap. Voor die theorie is echter geen bewijs
gevonden[5].
Zelfs grote afwijkingen in de hormoonspiegel leiden niet tot homoseksualiteit[6].
Een andere mogelijkheid is dat homoseksualiteit een genetische oorzaak
heeft. Wanneer iets genetisch bepaald wordt zou je verwachten dat eeneiige tweelingen,
die dus genetisch identiek zijn, ook beide homoseksueel of heteroseksueel zijn.
Dit blijkt echter niet het geval te zijn, de overeenkomst is slecht 10% a 11%[7],
veel te weinig voor het vaststellen van een duidelijk genetisch verband.
Daarnaast hebben twee-eiige tweelingen meer kans om eveneens homoseksueel te
zijn, dan andere broers of zussen, dat zou je niet verwachten wanneer de oorzaak
genetisch is. Twee-eiige tweelingen verschillen genetisch gezien immers evenveel
van elkaar als gewone broers of zussen.
3e Mythe: Homoseksualiteit
kan niet psychologische verklaard worden
Psychologisch onderzoek naar homoseksualiteit laat zien dat er een
sterke samen hang is met de volgende zaken.
·
Zij die als volwassene homoseksueel of lesbisch
zijn vertonen in hun jeugd gender non-conform gedrag. Dit betekent dat jongens
die later homoseksueel zijn minder jongensachtig gedrag hebben in hun vroege
jeugd en lesbische vrouwen minder vrouwelijk gedrag in hun jeugd. Ze voelen
zich inferieur wat hun man zijn en mannelijkheid betreft, of minder vrouw en vrouwelijk.
Vaak hebben ze weinig vrienden van hetzelfde geslacht.
·
De tweede factor is dat de relatie met de ouder
van hetzelfde geslacht meestal afwezig is of min of meer negatief. In de
ontwikkeling van de jongen speelde het mannelijke aspect te weinig een rol en
in het geval van een vrouw het vrouwelijke element. Tegelijkertijd gebeurd het
vaak dat de ouder van het andere geslacht te dominant aanwezig was[8].
·
Het derde opvallende fenomeen is dat
homoseksuelen hoog scoren op tests voor emotionele instabiliteit en neurotische
tendensen[9].
Hetzelfde is te horen wanneer we spreken met bekende homo’s over de problematische
band met hun ouders en over gender non-conform gedrag.
De zanger Gordon speelde als kind vooral met buurmeisjes, terwijl zijn
broers stoer rondliepen en soms knokten. Aan zijn vader heeft hij liefdevolle
herinneringen, maar ook mindere, omdat vader een drankprobleem had. Soms werd
hij agressief en sloeg het meubilair stuk[10].
Carlo Boszhard en zijn moeder Wil zijn onafscheidelijk. "Mijn
moeder verzorgt me in alles". Acht jaar geleden kocht hij het huis naast
zijn eigen huis voor zijn ouders. "Hij heeft nog nooit gekookt in zijn
eigen keuken", onthult zijn moeder in het ochtendblad. De 38-jarige
Boszhard schaamt zich niet voor zijn hechte relatie met zijn 65-jarige moeder[11].
Pim Fortuyn had een vaak ongelukkige jeugd en had last van depressies. Afgewezen
en verlaten worden, onder andere door zijn vader, is hem zo vaak overkomen dat
het een obsessie is geworden[12].
De vader van Pim Fortuyn was weinig thuis, maar met zijn moeder had hij een
speciale band.[13]” Pim kon
eigenlijk zijn hele leven moeilijk met zijn vader overweg[14].
Over Marc-Marie Huijbregts wordt gezegd: “Een niet rimpelloos verlopen
schooltijd met tal van onvrijwillige locatiewisselingen, want hier was een
extreem ventje dat al in de vijfde klas doodleuk in een India-bloes van zijn
zus verscheen. Thuis zong hij Diana Ross en Barbra Streisand mee 'op hún
hoogte', maar als vader met een slok op binnen kwam, was het zaak
ogenblikkelijk te stoppen met falsetzingen. Had pa de pest aan. Dan kantelde de
stemming. “Uit mijn jeugd kan ik me geen enkel goed gesprek met mijn vader
herinneren. Ik heb ook nooit gezegd: pappa ik ben homo.”…. Een kind dat zijn
vader uit de kroeg moest halen, klassieker kan het niet[15].
Over Paul Haenen staat in de NRC: “Zijn ouders hadden een slecht
huwelijk, waarbij de jonge Paul als tussenpersoon moest fungeren. Hij loodste
zijn moeder, die aan straatangst leed, door het leven nadat zijn vader het
gezin verliet. Daarbij had hij nog zijn eigen worsteling met zijn
homoseksualiteit en zijn grote eenzaamheid. Vriendjes had hij niet. Hij was een
nerveus kind, vertelde hij aan Opzij, en had de basale angst om naar buiten te
gaan van zijn moeder geërfd. ,,Ik moet mezelf altijd forceren. Mijn eerste
opwelling is gewoon lekker thuis te blijven. Maar van jongs af aan weet ik wat
er gebeurt als ik toegeef aan die angst: een leven als dat van mijn moeder. En
dat is het laatste dat ik wil.'[16]'
4e Mythe: Ook homo’s
hebben stabiele liefdevolle relaties, net als heteroseksuelen
Het beeld dat over het algemeen gegeven wordt is dat homoseksuele
relaties vergelijkbaar zijn met heteroseksuele. De realiteit is echter heel
anders. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat minder dan 22% van de homoseksuele
relaties exclusief monogaam is en dat die exclusief monogame relaties in 60%
van de gevallen korter dan 1 jaar duren en slechts 7% duurt langer dan 5 jaar[17],
in een andere studie was dit percentage van monogaam leven gedurende meer dan 5
jaar slechts 4,5%[18].
Meer dan 25 geleden werd in onderzoek al vastgesteld dat het aantal verschillende
seksuele contacten voor mannen zonder stabiele relatie gemiddeld 115 is en voor
homoseksuele mannen met een stabiele relatie gemiddeld 45[19].
Een Nederlandse studie liet zien dat homoseksuele mannen in een stabiele
relatie gemiddeld 6-10 verschillende seksuele contacten hebben per jaar en dat
een relatie gemiddeld 1,5 jaar duurt[20].
Het hebben van honderden verschillende sekspartners is voor homoseksuele mannen
normaal en dit aantal is vele malen hoger dan voor promiscueuze heteroseksuele
mannen.
Lesbische relaties zijn veel stabieler dan homoseksuele relaties, maar
toch nog vele malen minder stabiel dan heteroseksuele relaties. Twee
onderzoeken laten zien dat lesbische relaties in 15 – 17% van de gevallen niet
langer dan 5 jaar duurt[21].
Verder had 72% meer dan 5 bedpartners en 41% meer dan 10, vier keer zo veel als
het geval is bij heteroseksuele vrouwen[22].
Logischerwijs is hetzelfde te horen wanneer u naar de verhalen luistert
van (bekende) homo’s. Onno Hoes zegt: “In de homoscene is over het algemeen de
seksuele moraal anders dan in de heterowereld. Daar gebeuren dingen sneller en
openlijker. Daar komt die losheid vandaan, die in onze vriendenkring
geaccepteerd is.[23]” Of
luister naar Raoul, de vriend van Gordon, die meerdere keren door hem bedrogen
is: “In de afgelopen maanden is het meerdere keren gebeurd. Ik wist niet wat ik
hoorde. Het doet zoveel pijn als ik erover praat[24]”.
Bij Gerard Joling is het niet anders, hij geeft toe dat hij niks tekort
komt. "Het is niet dat ik bol sta van de onenightstands, maar ik zit niet
stil. Ik laat de pony grazen. Dat heeft lang niet altijd met liefde te
maken", weet hij. "Vaak met lust, maar ook dat hoort erbij.[25]"
5e Mythe: Homo lopen
geen bijzonder risico’s
De gevolgen van promiscuïteit onder homo’s kunnen niet uitblijven. Allereerst
natuurlijk door een groot risico op SOA’s, zo lopen homo’s 23 keer zo veel kans
op HIV besmetting![26]
De levensstijl leidt ook tot vele bizarre gewoontes en seksuele misvormingen,
zelfs in de meest stabiele homo-relaties heeft 43% last van seksuele
disfuncties (impotentie, masochisme, sadisme en voyeurisme)[27].
De seksuele perversies hebben niet alleen gevolgen voor de homoseksuele man
zelf, maar er is ook een groter risico op kindermisbruik. Homoseksuele mannen misbruiken
10-20 keer zo vaak minderjarige jongens als heteroseksuele mannen minderjarige
meisjes misbruiken[28].
Het is dan ook niet verwonderlijk dat het kindermisbruik in de Katholieke Kerk
in Nederland in zes van de zeven gevallen bestond uit mannen die (minderjarige) jongens misbruikten
[29].
Een kwart van de homoseksuele mannen zegt seks te hebben gehad met minderjarige
jongens onder de 16 jaar[30].
Maar er zijn vele andere risico’s:
·
De kans op zelfmoord onder homoseksuele mannen
in een homo’huwelijk’ is 8 keer zo hoog als normaal[31].
Al deze problemen zijn niet te ontkennen en moeten ons in het algemeen
belang en in het belang van de homoseksuelen zelf ertoe aanzetten om hulp aan
te bieden. Het is dus simpelweg niet waar dat het eenvoudigweg een andere
variant is binnen het spectrum aan seksuele voorkeuren en die geen
consequenties heeft voor gezondheid en levensverwachting.
6e Mythe: Homo’s worden
veel en ernstig gediscrimineerd
De problemen van psychologische en fysieke aard kunnen op geen enkele wijze verklaard worden door discriminatie of uitsluiting. Het feit dat de meeste homo’s geen stabiele relaties kunnen onderhouden kan niet verklaard worden vanuit het idee dat de maatschappij hen afwijst. Evenzeer kan de neiging tot promiscue gedrag, geweld tussen homo partners, verhoogd risico op zelfmoord, depressies, et cetera verklaar worden vanuit sociale vooroordelen of iets dergelijks. Voor de stelling dat deze problemen met discriminatie samenhangen is simpelweg geen wetenschappelijk bewijs.
Dat die samenhang er niet is is ook te merken wanneer we homoseksuelen
vergelijken met andere groepen die gediscrimineerd worden, zoals Joden,
Zigeuners, Negers of Ierse katholieken. Laatstgenoemde groepen worden ook
gediscrimineerd, maar de problemen die homoseksuelen hebben komen bij deze
groepen niet zo veel voor.
Het is bovendien zo dat de problemen niet verminderen in landen waar de
acceptatie van homo’s sterk gestegen is, zoals Nederland en Denemarken. Het is
zelfs zo dat veel van de gezondheids- en psychische problemen sterk toegenomen
zijn na de zestiger jaren van de vorige eeuw, terwijl de acceptatie in diezelfde
tijd is toegenomen.
[1] Katholieke
Catechismus, art. 2357
[5] Gooren
& Byne (2009) p. 2444
[6] Gooren
& Byne (2009) p. 2433
[8] Voor een
overzicht van wetenschappelijke literatuur zie: van den Aardweg (1986); van den
Aardweg (2011).
[17] Bochow
(1995) / Dannecker (1990).
[18] McWhirter
& Mattison (1984).
[19] Dannecker
(1991).
[20] Xiridou
(2003).
[21] Gundlach & Riess (1968a) / Bell
& Weinberg (1978).
[22] Harry
(1984).
[26] Baklinski
(2013).
[27] McWhirter & Mattison
(1984).
[28] Walmsley & White (1979) /
teachers Cameron (1985; 2007) / John Jay Report (2004) / Cameron (2005).
[29] Deetman,
Seksueel misbruik van minderjarigen in de rooms-katholieke kerk, 2011
[30] Bell
& Weinberg (1978) / Jay & Young (1979) (in deze laatste studie zei 30% open
te staan voor contacten met minderjarigen
[31] Mathy et al. (2011).
[32] Cameron & Proctor (2013).
[33] Cameron (2003) / Finneran
& Stephenson (2012) p. 180.